donderdag 21 november 2024

Historie

Tegen het einde van de Franse tijd werd de Pancratiuskerk op 1 januari 1810 weer de KATHOLIEKE KERK van Haaksbergen. Omdat de toren nog steeds als een militair object beschouwd werd, ging deze in eigendom over aan de burgerlijke gemeente. Dat is nog steeds het geval is. Voor de overdracht hadden de protestanten het orgel en de grafstenen uit de kerk gehaald. Daarom werd behalve het altaar ook het orgel uit de kerk aan de Hofbraak naar de Pancratius overgebracht en de vloer voor nood hersteld. De gemeente liet in de jaren 1812 en 1814 reparaties verrichten aan de torendeur, het uurwerk, het torendak, de torenhaan en het kruis. Beide laatsten werden in Vreden opnieuw verguld. In 1815 werden aan de zuidzijde van de toren enkele galmgaten dichtgemetseld en daar tegen werd de nog bestaande zonnewijzer geplaatst. Op 5 februari 1826 deelde de directeur generaal voor de RK Eredienst aan de gouverneur van Overijssel mee, dat het Haaksbergse kerkbestuur zich tot hem gewend had om een bijdrage uit de rijkskas voor de hoog nodige reparatie van de pastorie aan de Hofbraak, de ramen in de kerk, de onderkant van de muren, het dak aan de noordzijde, de vloeren en de zolder De kosten werden begroot op f 5.925,-. Natuurlijk volgde een uitgebreid heen en weer geschrijf over de financiering. Uiteindelijk kreeg men deze rond door een rijksbijdrage van f 2.000,-, een provinciale bijdrage van f 1000,-, een collecte onder de parochianen van f 645,- en verkoop van acht percelen bouwland van kerkeboerderijen voor f 2.370,-. In 1834 schonk M.E. Wielens-Hölscher een Angelusklokje en daar voor bouwde men het torentje midden op de kerk. De klok werd gegoten door C. Korthaus, zoals het randschrift van de klok vermeld, Maria Elisabeth Wielens te Haaksbergen Me fundit – C. Korthaus – Anno 1834.

Op 29 november 1836 raasde een ORKAAN over Haaksbergen. In het Lankheet en Assinkbos werd voor f 16.000,- schade toegebracht aan dennebomen. In het dorp bleef praktisch geen huis onbeschadigd. Het dak en de westgevel van de zuidbeuk van de Pancratius stortten in, zoals burgemeester Schaepman aan de provinciale overheid meedeelde. De schade aan de kerk werd beraamd op f 7.700,- . Ten huize van de bovengenoemde tapster M.E. Wielens-Hölscher ging het kerkbestuur op 24 januari 1838 tot aanbesteding over van een nieuwe kap en plafond op de zuidbeuk, een nieuw plafond in het huidige middenschip – toen nog noordbeuk geheten en enige verdere reparaties. Laagste inschrijver was Berend Jan te Meerman te Goor voor f 5.360,-. Handlangersdiensten zouden door parochianen verricht worden. Financiering was natuurlijk weer moeilijk maar dank zij een subsidie van Z.M. de Koning van f 2500,-, vrijwillige bijdragen van f 1.945,- en gebruik maken van oud hout ter waarde van f 380.- kreeg men de betaling nagenoeg rond, zodat op 11 mei 1838 met de werkzaamheden begonnen kon worden.

Van pastoor Johannes Fredericus Groothuis, die vanaf augustus 1808 de Pancratius bediend had, werd al in de raadsvergadering van 27 juni 1832 gezegd, dat hij volkomen kinds was. Zijn kapelaans namen zijn taak zo goed mogelijk waar. Sinds 6 januari 1836 was dat Henricus Wieging uit Agelo bij Ootmarsum. Na het overlijden van Pastoor Groothuis op 22 maart 1841 werd Wiegink op 1 mei van hetzelfde jaar pastoor, Hij zou dat blijven tot zijn sterven op 7 februari 1882. Bij de overgang van het pastoraat werd de parochie Haaksbergen verkleind door de overgang van 44 gezinnen uit Brammelo en 6 uit Langelo naar de parochie Rietmolen. In 1848 werd in Nederland een nieuwe grondwet afgekondigd, waarbij ieder kerkgenootschap de volledige vrijheid kreeg om zich naar eigen goeddunken te organiseren. Daardoor werd het mogelijk om in 1853 de Hollandsche Zending op te heffen en de KERKELIJKE HIERARCHIE te herstellen. Nederland werd verdeeld in een aartsbisdom Utrecht en vier onderhorige bisdommen Haarlem, Breda, ‘s Hertogenbosch en Roermond. Johannes Zwijsen werd aartsbisschop van Utrecht. De bisdommen werden verdeeld in dekenaat Oldenzaal met als eerste deken de pastoor van Enschede Henricus van Coeverden. Tot dit dekenaat behoorde Haaksbergen. In 1922 werd Haaksbergen bij het nieuwe dekenaat Hengelo gevoegd en in 1954 bij het dekenaat Enschede. Pastoor Wiegink werd op 5 mei 1882 opgevolgd door de Doesburger Petrus Henricus Lidwina Hendriksen, die door moeilijkheden met zijn parochianen reeds op 2 april 1884 tot pastoor van Etten bij Terborg benoemd werd. Te Haaksbergen werd hij opgevolgd door de Oldenzaler Eduardus Johannes Antonius Engbers, die op 17 januari 1902 overleed.

Tijdens zijn pastoraat werd de Pancratiuskerk belangrijk UITGEBREID.  Reeds op 15 november 1884 richtte hij een verzoek aan de gemeenteraad om een terrein van ongeveer vijf are, behorende tot het zogenaamde kerkhof noordelijk van de Pancratius te verkopen aan het kerkbestuur om hier de kerk te kunnen vergroten met een noordbeuk. Op 24 november werd de grond in beginsel voor f 1.000,- verkocht. Toen het raadsbesluit ter inzage lag, kwamen er bewaarschriften van D.J. ten Hoopen en anderen, maar desondanks besloot de raad op 3 februari 1885 de verkoop goed te keuren “behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten”. Op 17 september 1885 deelden Gedeputeerde op grond van bezwaarschriften van F.J. en W.H. Jordaan, overwegende dat het plein de kerkhof voor de publieke dienst gebezigd werd (markt en kermis), dat te verwachten was dat de markten door de aansluiting van Haaksbergen op de locaalspoorweg zouden vermeerderen en dat het verkeer van het station naar Alsstätte gedwongen zou zijn in een scherpe bocht om de kerk heen te draaien. Tenslotte diende het plein tot speelplaats voor kinderen en wandelplaats voor de volwassenen. In de gemeenteraad van 24 september 1885 ging het zeer heftig toe. De oude godsdienststrijd laaide weer eens op. De katholieke wethouder A.G. Schartman verweet burgemeester J.M. Vincent tegenwerking. Op voorstel van Schartman werd met 8 stemmen vóór, 2 tegen en 1 onthouding bij de kroon in beroep te gaan. Op 24 januari 1886 vernietigde de Raad van State het  besluit van G.S. Op 10 februari 1886 kreeg het kerkbestuur bericht dat het terrein definitief verkocht was. De bouwvergunning werd verleend op 3 februari 1888 en toen kon eindelijk met de bouw begonnen worden. In middels  was echter al wel op 1 april 1887 een nieuwe pastorie aan de markt in gebruik genomen ter vervanging van de oude aan de Hofbraak. Architect hiervan was G. ter Riele uit Deventer. Deze werd echter  geen architect voor de uitbreiding van de kerk. Dat werd een toen zeer bekende kerkebouwer Alfred Tepe uit Amsterdam, die later zijn bureau had aan de Maliebaan te Utrecht naast beeldhouwerij van Friedrich Wilhelm Mengelberg. Tepe studeerde aan de Bau-Akademie van Berlijn en werkte o.a. mee aan de restauratie  van de beroemde dom van Keulen. Hij had grote bewondering voor de Nederlandse gotiek uit de 15e en 16e eeuw en bouwde in deze ten opzichte van Franse gotiek eenvoudige stijl, in onze omgeving de kerken van Eibergen in 1887 , Borculo in 1884, Tubbergen in 1897, Losser in 1902 en Glanerbrug in 1903. Op 28 februari 1888 vond de aanbesteding plaats van de uitbreiding van de Pancratius met een noordbeuk en een westerlijke travee aan de zuidbeuk, een nieuwe sacristie, een vergroting van het priesterkoor en het aanbrengen van gemetselde gewelven in de midden-en zuidbeuk. Ook her interieur werd verfraaid o.a. met een altaar, een nieuwe communiebank en preekstoel uit de ateliers van Mengerberg, kerkbanken gemaakt door de Meubelmaker Morssinkhof, een vloer van Metlacher tegels van Villeroy & Bloch in hoordkoor en zijkoren en een vloer van blauwe en rode eststrikken in de paden. Verschillende parochianen en ook pastoor Engbers zelf schonken gebrandschilderde ramen. Opvolgende pastoors van Haaksbergen waren Joannes Bernardus Groenhage uit De Maten bij Emmen (1902-1911). Oprichter van de bekende Haaksbergse processie naar Kevelaar, en Antonius Wienholts uit Didam (1911-1941). Onder zijn pastoraat werd in 1911 drie oude klokken, waarvan er één vermoedelijk uit 1565 stamde en twee uit 1737 door andere vervangen, die gegoten werden bij Petit & Edelbrock te Gescher. Op de twee uit 1737 stonden de oudst  bekende wapens van Haaksbergen, pentagrammen die wel wat afweken van het tegenwoordige  wapen. Tegelijkertijd kreeg de toren een nieuw uurwerk van de firma B. Eysbouts te Asten. De klokken van 1911 werden in 1943 door de Duitsers uit de toren weggeroofd en in 1949 vervangen door drie opvolgers uit de gieterij van A.J. van Bergen te Heiligerlee. Wienholts was voorvechter van de vervanging van de openbare Dorpsschool door een katholieke jongens en meisjesschool. Hij was ook stichter van het St. Antoniusziekenhuis aan de Braak, waar uit het Saalmerink en het Wiedenbroek zijn voortgekomen. Zijn opvolger te Haaksbergen werd Henricus Everardus Elberssen uit Amersfoort (1941-1947). Tijdens zijn bewind werd een steunbeer van de kerk aangereden door een Canadese tank. Ter herinnering hieraan werd in deze steunbeer een gedenksteen geplaatst met de tekst “Liberatio a vi Teutonico 1945″. Opvolger van Elberssen werd Gerhardus Wilhelmus Maria Wiegerink uit Groenlo (1947-1957), promotor van de zieken-bedevaarten naar Lourdes en daarom ere-vicaris van de Notre Dame aldaar. Na Wiegerinks overlijden werd Johannes Josephus van Gendt uit Utrecht pastoor van Haaksbergen (1957-1970) onder wie het priesterkoor in verband met moderne liturgische opvattingen ingrijpend veranderd werd. Op 1 augustus 1970 werd Drs. Reinier P.J. Hooymans uit Etten bij Terborg pastoor van de Pancratius. Hij overleed in 1984, opgevolgd door H. van Merm. ln de  jaren 1974 tot 1976 vond onder supervisie van de Rijksdienst voor Monumentenzorg de laatste grote restauratie van de kerk en toren plaats. Architect was P.Ph.M Tak van het bureau Pouderoyen, Cremers Velthuyzen te Nijmegen en hoofdaannemer Y. Schakel te Exmorra. De totale kosten bedroegen ruim f 2.000.000,- Waarvoor f 1.600.000,- aan subsidies en giften gegeven werd. Op 26 juni 1976 werd de kerk opnieuw in gebruik genomen.

De piscina in de Pancratiuskerk  door Hendrik Scholten

Piscina PancratiusPriscina Pancratiuskerk Pastor C. Breemen (1)Tijdens de laatste grote restauratie van de Pancratiuskerk in de jaren 1974-1976 kwam bij het verwijderen van het pleisterwerk in de buitenmuur van de zuidbeuk een nis te voorschijn. Het bleek te gaan om een zogenaamde ‘piscina’.

Als een van de zestien in de van oorsprong nog bestaande 44 middeleeuwse kerken in Overijssel bleef deze ook in de Pancratius bewaard. Een piscina, het Latijnse woord voor waterbekken, is een reinigingsbekken voor liturgische doeleinden met een afvoer via de fundamenten. Volgens kerkelijk voorschrift was in iedere kerk een wasbekken aanwezig voor de handwassing van de priester vóór de mis en voor reiniging van zijn vingers en van het gewijde vaatwerk na de communie. Het putje onderin (met deksel), ‘heilig putje’ of sacrarium genoemd, werd door de priester gebruikt om na de H. Mis het water van de reiniging der handen en de kelk af te voeren. Er konden immers nog deeltjes van de H. Hostie aanwezig zijn. Ook als per ongeluk een H. Hostie op de grond viel, werd deze in ‘het putje’ gelegd en met het dekseltje afgedekt, zodat ze na enkele dagen volledig was opgelost.

Een tweede (grotere) afvoer in hetzelfde bekken liep via de muur naar de onder-buitenzijde, zodat het water op de gewijde kerkhofgrond terecht kwam. Vandaar het gezegde: “Gods water over Gods akker laten lopen”. Deze tweede  afvoer diende  voor het waswater van de liturgische kleding.

Tot in 1828 bleef men in Haaksbergen nog om de kerk begraven, toen werd dit met ingang van 1-1-1829 voor kernen met meer dan 1000 inwoners via KB uit gezondheidsoverwegingen verboden. De laatste die op dit kerkhof is begraven was de wever Jan Hendrik Huls, oud vierenvijftig jaar, zoon van kleermaker Huls alias Heimerink Wonner  uit Beckum. Hij is op 20 augustus 1828 overleden in huis nummer 57 te Haaksbergen, thans Markt 13. Daarna werd de door gemeente nieuw aangelegde begraafplaats  aan de huidige Enschedesestraat in gebruik genomen.

De piscina is in de Pancratius naar alle waarschijnlijkheid in 1398 tijdens de vierde van haar negen uitbreidingen aangebracht. In dat jaar kreeg de Pancratiusparochie vermogensgoederen van de Jonker Ludolphus van Ahaus, tevens heer van de Blanckenborg, om een eeuwigdurende vicarie, ook wel kapelanie genoemd, te stichten voor het heil van zijn ziel en die van zijn nakomelingen. Mogelijk is met de opbrengsten van deze schenking de kerk uitgebreid met het voorste gedeelte van de zuidbeuk. Deze kapel kreeg als beschermheilige de martelaar Georgius. Rond 1400 werden overigens veel kerken uitgebreid, omdat het vanaf die tijd aan leken toegestaan was om zitplaatsen in de kerk te hebben.

Een vicarie, volgens de wet een stichting, was oorspronkelijk een middeleeuwse rechtspersoon naar kerkelijk èn wereldlijk recht.  Aanvankelijk was de vicarie een afgezonderd vermogen, waarvan de opbrengsten bestemd waren voor het levensonderhoud van een priester. Er werd een vicaris aangesteld en deze was dan de bezitter van de vicarie geworden, onder de verplichting de vicariegoederen te beheren en de in de stichtingsbrief opgedragen taken uit te voeren, zoals het lezen van heilige missen en het in hun gebeden herdenken van bepaalde personen.

Tijdens de Reformatie ging de Pancratius in 1646 over naar de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente, de toenmalige staatskerk. Het interieur van de kerk werd aangepast, beelden werden verwijderd en het geheel kreeg een soberder karakter. De piscina werd in zijn geheel dichtgemetseld en gepleisterd. Op 16 januari 1810 konden de katholieken weer bezit nemen van de oude kerk. Waarschijnlijk wist toen niemand van het bestaan van deze nis. Het duurde tot de grote restauratie in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, dat de piscina bij toeval weer werd ontdekt en van het pleisterwerk werd ontdaan. De afvoeren zijn nu niet meer aanwezig, omdat op die plek in de buitenmuur nieuwe zandsteenblokken zijn geplaatst. De piscina is nu voorzien van een kleine waterreservoir met kraantje.  Het was vroeger gebruikelijk dat er een koperen ketel gevuld met water in hing.

Bronnen: Bulletin nummer 33 Stichting Bedehuizen Overijssel 2005; Historie der kerken van Haaksbergen 1973; Gids voor bezoekers St. Pancratiuskerk Haaksbergen. Bijschriften: Pastoor C. van Breemen bij de piscina.

  • 1 juli 2024
Delen op: