In het evangelie van komende zondag vertelt Jezus de gelijkenis over een vader en twee zonen.
Als kind vond ik dat al een prachtig verhaal. Niet dat ik mij herkende in die jongste zoon, die zijn vader, huis en haard, verlaat en denkt zijn eigen weg te kunnen gaan. Daar kon ik mij niet in herkennen, ik was immers een nogal braaf kind.
In die oudste zoon die bij zijn vader blijft, herkende ik mij evenmin, die had voor mij slechts een bijrol in het verhaal.
En toch sprak het verhaal mij aan. Het was de ondertoon in het verhaal die mij als kind aansprak, waaruit spreekt dat je altijd weer opnieuw mag beginnen, dat je voor God nooit verloren bent.
Het boek “Eindelijk thuis, Gedachten bij Rembrandts ‘de terugkeer van de verloren zoon’” van Henri Nouwen heeft mijn blik verruimd en mij doen inzien dat er in mij, misschien wel in ieder van ons, zowel iets van de jongste als van de oudste zoon huist. Het gaat om ons geestelijk huis en daar ben ook ik niet altijd thuis…
Als ik overmoedig, wrokkig, jaloers, niet blij voor een ander ben… dan verlaat ik mijn geestelijk thuis, mijn Vader… om er altijd weer terug te mogen keren.
Naar God die is als een barmhartige Vader, die ons uitnodigt om in zijn goedheid, vreugde, vergeving, mededogen te gaan leven. Het is die ondertoon die mij als kind al aansprak, die is gebleven. Om als de jongste of als de oudste zoon te worden - soms heel even -, als de Vader.
José van den Bosch-van Os, pastoraal werkster
