Wij gebruiken alleen analytische cookies (voor het bijhouden van bezoekersaantallen) en cookies voor het tonen van ingevoegde youtube-video's en andere externe content. Wilt u een optimale ervaring klik dan op "Ik ga akkoord"
Een parabel bij Marcus 12, 41-44 over een arme weduwe, die alles geeft wat zij heeft…
Er was eens een man, Johan, die in een klein dorpje woonde en bekend stond om zijn vrijgevigheid, ondanks dat hij zelf nauwelijks iets had. Hij leefde van een bescheiden pensioen en hield net genoeg over om zichzelf te onderhouden.
Op een koude winteravond klopte er een vreemdeling aan zijn deur – een jonge man zonder jas, verkleumd en duidelijk op doorreis zonder geld. Zonder aarzelen nodigde Johan hem uit om binnen te komen, gaf hem zijn enige warme maaltijd van de dag, en bood hem zijn enige deken aan om de nacht door te komen.
Toen de ochtend kwam, zag Johan dat de jongeman nog steeds koud was. Zó koud, dat Johan zijn eigen jas, oud en versleten, aan de jongeman gaf, samen met het weinige geld dat hij nog had.
“Waarom doe je dit?” vroeg de vreemdeling, verbaasd door zoveel vriendelijkheid.
Johan glimlachte. “Wat ik heb, is weinig, maar genoeg om te delen.”
De vreemdeling vertrok, en pas jaren later hoorde Johan dat diezelfde man hem nooit was vergeten. Hij had Johan’s gebaar als inspiratie genomen en was nu een succesvol ondernemer die anderen hielp – allemaal dankzij de warmte die hij die ene nacht in dat kleine huisje had gevonden.